‘Zet profvoetbal nog niet uit mijn hoofd’
Dit schooljaar bevroor hij zijn opleiding aan de Sporthogeschool. Puur om alles op het voetbal te kunnen zetten. “Helaas is het bij NAC niet gelopen zoals ik het me had voorgesteld”, weet Kobus Christianen, die in september zijn studie weer oppakt. In Eindhoven. “School heeft dadelijk prioriteit nummer één. Daarnaast ben ik van plan om weer eens lekker aan het voetballen te komen. Waarschijnlijk bij Nuenen.”
Dat hangt vooral af van de woonruimte waarnaar Christianen momenteel op zoek is in Eindhoven. “Pas als dat geregeld is, zet ik mijn handtekening bij een voetbalclub. Ik heb goeie gesprekken gevoerd met de leiding van Nuenen en heb ze ook al een paar keer zien spelen. Maar een akkoord is er dus nog niet”, zegt de 19-jarige tweebenige verdediger uit Zevenbergen, die bij Jong NAC op een dood spoor was beland.
Zinloze strijd
“Daar heb ik heel erg van gebaald. Ik was zo gefocust op een plaatsje bij de eerste elf en een eventueel vervolg. Al snel had ik echter in de gaten dat de technische staf voor anderen op mijn positie koos. Het ligt in de aard van mijn karakter om niet op te geven, niet aan iets willen toegeven. Maar rond de winterstop kreeg ik het definitieve gevoel dat ik een zinloze strijd aan het voeren was. En dat wordt de scherpte minder. Je wilt het eigenlijk niet, maar het gebeurt toch. Maar goed, met jongens als Alex Schalk, Omer Bayram en Nemanja Gudelj heb ik prachtige tijden meegemaakt, zoals een kampioenschap met de B-junioren. Dat zij uiteindelijk aansluiting vonden bij de A-selectie is knap en ook een beetje uitzonderlijk. Want het is bij NAC erg lastig om ertussen te komen.”
Hoewel het geen doel op zich meer wordt, tracht Christianen via een omweg alsnog zijn naam te vestigen. Bij voorkeur in de betaalde sector. Zoals hij ooit als D-pupil door NAC werd weggestuurd om later als B-junior van Virtus weer teruggevraagd te worden. “Op een of andere manier kom ik blijkbaar altijd wel weer bovendrijven, ja. Mijn studie staat op de eerste plaats, maar de voetballerij is nog niet van mij af.”