‘Studie krijgt altijd voorrang’
Uiteindelijk stond zijn teller op 25. Het bleek niet genoeg om vierdeklasser Hoeven aan de titel te helpen, al is de nastoot via de nacompetitie nog mogelijk. Persoonlijk hebben die treffers Jim Franssen alvast een mooie transfer opgeleverd. De spits verhuist naar Halsteren, de kersverse eersteklasser met ambities. Eerder kozen Mathijs Hage, Frits Paap en Jard de Langen voor de voormalige hoofdklasser (en Peter Maas).
Zoals altijd staan voetballers die doelpunten maken in de belangstelling. Dat is bij Franssen niet anders. “Er is interesse, dat is ook bekend bij de leiding van Hoeven. De kans is aanwezig dat ik vertrek, dat weten ze”, zei Franssen eind maart. “Maar ik neem pas laat een beslissing, tegen het einde van de competitie.” En zo geschiedde. Het gesprek met Peter Maas, de opvolger van Kees de Rooij in Halsteren, trok de aanvaller over de streep. “De trainer heeft me gehaald, maar ik zal moeten knokken voor mijn plekje, net als iedereen.”
De productiviteit van Franssen komt niet helemaal uit de lucht vallen. “Ik heb altijd wel gescoord, maar nu is het extreem veel. Een verklaring? Nou, Hoeven speelt in ieder geval heel aanvallend, dat is één. Daarnaast leer je steeds beter in te schatten hoe verdedigers denken, kunt dus beter anticiperen op spelsituaties. Nee, ik denk niet dat dit seizoen eenmalig is. Of ik het ook op een hoger niveau zou kunnen? Dat weet je pas op het moment dat je er staat.”
RBC
Maas denkt van wel. Maar wat er straks ook gebeurt, zijn studie Pedagogische Wetenschappen zal altijd voorrang krijgen. “Daar zijn nu met Halsteren duidelijke afspraken over gemaakt. Ik verdiep me in kinderpsychologie. Mijn streven is om iets te betekenen in iemands leven. Volgens mij zijn we hier om elkaar te helpen”, klinkt het volwassen uit de mond van een 19-jarige. Voetbal vindt Franssen prachtig en hij heeft heus zijn ambities nog, maar meer dan een bijzaak zal het niet worden. Niet meer. Vroeger wilde hij dolgraag profvoetballer worden en toen RBC zich meldde was hij de koning te rijk. Totdat hij rond zijn vijftiende geblesseerd raakte en in zijn periode van inactiviteit tot het besef kwam dat het in de voetballerij zomaar voorbij kan zijn. “Van de jongens die toen mijn ploeggenoten waren, zit er nu één op de bank bij een profclub. Van de rest heeft nooit iemand meer iets gehoord.”