’10 van de 16 winnen is de boodschap’

foto Geert van Erven

foto Geert van Erven

Er klinkt iets van emotie door aan de andere kant van de lijn als 2001 wordt aangehaald. Toen promoveerde FC Den Bosch onder leiding van Jan Poortvliet als kampioen naar de eredivisie en volgde er een afscheid van de club door de voordeur. “Goh, dat zou wat zijn, he”, reageert de huidige en straks opnieuw vertrekkende coach van de Brabanders op het voorzetje, dat de mogelijkheid op een herhaling – via de nacompetitie – plus een bekerstunt omvatte.

Gezien de prestatiecurve van FC Den Bosch tot dusver vooral een gevalletje wens-is-de-vader-van-de-gedachte, maar toch. In theorie is het mogelijk. “In wezen hebben we constant achter die matige start aangelopen. Toch zijn deze spelers goed genoeg om ergens rond plek 6, 7 en 8 te eindigen. Maar dan luidt de boodschap om 10 van de 16 wedstrijden die nog komen te winnen. Waar het ons vooral aan heeft ontbroken is een nummer tien. Voorheen bekleedde Paco van Moorsel die positie en hij stond garant voor een bepaalde balvastheid. Waaraan andere spelers zich optrokken. Na zijn vertrek is Wouter de Vogel gehaald, maar die ligt er vanaf het begin al uit met kruisbandblessure. Een schop onder hun kont nodig? Misschien, maar niet bewust. Tegen Cambuur thuis voor de beker liepen ze met zijn tienen wel te buffelen voor elkaar. Over het algemeen is het inderdaad zo dat de spelers bij tegenslag te snel het koppie laten hangen.”

Nummer tien

“Nee, joh”, zegt Poortvliet als hem gevraagd wordt of hij de teleurstelling van zijn nakende afscheid in Den Bosch nog aan het verwerken is. “Er is wel pijn, maar dan vooral vanwege het feit waar FC Den Bosch momenteel staat op de ranglijst. Maar ik heb het gevoel dat er een kentering zit aan te komen. Dat proef ik aan de manier waarop de spelers momenteel acteren tijdens de trainingen. Bovendien sluit er binnenkort hoogstwaarschijnlijk ook een nieuwe nummer tien aan (Istvan Bakx). En we zullen ons nu ook moèten tonen, zeker als je het programma op korte termijn ziet. Sparta en Dordrecht uit en daarna AZ thuis voor de beker. Waarin zij moeten en wij mogen, geen onbelangrijk verschil. Van een x-aantal spelers loopt het contract af. Dan zijn dit uitgelezen momenten om je te laten zien, lijkt me.”

Over zijn eigen positie maakt Poortvliet zich het minst zorgen. “Natuurlijk blijf ik het liefst in het betaalde voetbal werkzaam. Ook voor mij geldt nu dat goeie prestaties in dat opzicht louterend werken. Er zal heus wel wat voorbij komen, of dat nou in het binnen- of buitenland is. Nuenen? Ehhh, daar ben ik op gesprek geweest, ja. Mijn liefde ligt bij het voetbal en dat kan dus ook bij de amateurs zijn. Bovendien kun je wat mijn prioriteit aangaande betaald voetbal een en ander vastleggen, als je begrijpt wat ik bedoel. In het verleden heb ik heel prettig gewerkt bij Nuenen en heb er nog steeds behoorlijk wat vrienden zitten. Maar goed, de huidige situatie is nog tamelijk vers….”

 

Hieronder een verhaal van Ruud Verstraten, gemaakt in het voorjaar van 2012, in het kader van zijn Bachelorscriptie over de herinneringen aan en met Poortvliet tijdens de roemruchte periode 2005-2007…

 

Het kampioenschap met FC Den Bosch gaf de trainerscarrière van Jan Poortvliet niet de impuls die je zou verwachten. Na een kortstondig verblijf bij de amateurs van Vlijmense Boys, niet meer dan een vriendendienst, volgde een avontuur in de Verenigde Arabische Emiraten, bij de club Abu Dhabi. Ongetwijfeld ontzettend lucratief, maar een sportieve uitdaging, nee, niet bepaald. Daarom keerde Jan al snel terug naar Nederland, naar eerstedivisieclub Stormvogels Telstar. Daar deed Jan het verre van onaardig, maar toen zijn contract in IJmuiden medio 2005 afliep, was er geen club uit het betaald voetbal die op hem zat te wachten. Nuenen, een amateurvereniging uit Noord-Brabant, was er als de kippen bij om Jan te contracteren. Jan tekende en dus kon het gebeuren dat in de tweede klasse, toentertijd het vijfde niveau van Nederland, tussen al die amateurs plots een vicewereldkampioen   rondliep. Maar het kon gekker, bewees Jan toen hij er in Nuenen een krap halfjaar op had zitten. Arnemuiden, de gelijknamige amateurclub uit het dorp waar hij geboren en getogen is, klopte aan. De club zat ernstig verlegen om een trainer, omdat de vorige naar aanleiding van slechte resultaten ontslagen was. Een noodkreet die Jan simpelweg niet kon negeren. Hij zei ‘ja’, stond de ene dag in Zeeland op het veld en de andere dag in Brabant. Zaterdag een wedstrijd in Arnemuiden, zondag in Nuenen. De auto van Jan moet overuren gemaakt hebben: hij woonde namelijk in Eindhoven en een simpel rekensommetje leert dat hij dat jaar 982 kilometer afgelegd moet hebben. Per week, welteverstaan. ‘Als Jan maar met voetbal bezig kan zijn, dan maakt het hem verder allemaal niet zo veel uit’, weet Jos Poortvliet, neef van Jan en in Arnemuiden diens assistent. ‘We keken er in Nuenen wel van op’, memoreert Hans Waterschoot, destijds verantwoordelijk voor het technisch beleid van de Brabantse club. ‘Maar Jan is zo gedreven dat het één niet ten koste ging van het ander. En anders nog: liever Jan delen dan helemaal geen Jan.

Vicewereldkampioen

Hoe strik je als amateurclub zijnde een vicewereldkampioen? Vraag dat maar aan Nuenen. De club deed het twee keer. Eerst, in de zomer van 2002, Ernie Brandts. Later, in 2005, Jan. Eigenlijk is dat helemaal niet zo moeilijk, verklapt Hans Waterschoot. ‘We wilden Jan in 2002 al halen. Ik kende hem uit het voetbalwereldje, zo groot is die wereld niet. We waren al heel ver, maar op het laatste moment kwam Telstar, een profclub, en daar gaf Jan de voorkeur aan.’ In plaats van Jan werd het Brandts, uitgerekend een oud-ploeggenoot van Jan, zowel bij PSV als het Nederlands elftal. Op trainingskampen deelden ze zelfs de kamer. ‘Wel een beetje hetzelfde type als Jan: nuchter, heel gewoon’, vertelt Waterschoot, die ook nu nog de technische baas van de Nuenense club is. In 2005 lukte het hem en zijn collega’s wel om Jan te strikken. Daar gingen geen zware onderhandelingen aan vooraf. ‘Jan is echt een liefhebber, hij reageert heel veel uit enthousiasme. Hij vond Nuenen een fijne club, hij kende mij, hij kende René Luining, die ook in de technische commissie zat en toen zijn we gewoon gaan praten. Dat ging vrij gemakkelijk: Jan heeft de onderhandelingen zelf gedaan, volgens mij heeft hij überhaupt nooit een zaakwaarnemer gehad. Als ‘ie er wat bij wilde, zei hij dat. Dan zeiden wij dat het niet kon. “Ah, is ook goed”, zei Jan dan. Jan heeft het geld nooit vooropgesteld, die is niet zo moeilijk. Nee, heel ingewikkeld waren die onderhandelingen niet. Het gevoel stond voorop.’

En dat gevoel was goed. Net zoals de resultaten die daarop volgden. ‘De eerste drie wedstrijden verloren we’, herinnert Hans Waterschoot zich. ‘Toen heeft Jan drie jongens vanuit het derde elftal naar het eerste gehaald en toen is het gaan lopen. Daarna hebben we dat seizoen geloof ik geen wedstrijd meer verloren.’ Geen vuiltje aan de lucht, dus. Tot Jan in november 2005 plots een telefoontje uit Arnemuiden kreeg. En dit keer niet van zijn vader of een oude schoolvriend, maar van de plaatselijke voetbalclub. Jans oude club stond er bar slecht voor in de eerste klasse, degradatie dreigde. Daarom had de vereniging afscheid genomen van trainer Ad Roovers. ‘Na een wedstrijd of acht, negen al’, herinnert Jos Poortvliet zich. Hij, voormalig speler van het eerste elftal, was in de zomer ingestapt als assistent-trainer en nam het noodgedwongen over. ‘Voor één wedstrijd maar.’ Want toen stond de opvolger van Roovers al klaar. Het was Jan, de neef van Jos. ‘Jan zei altijd dat Arnemuiden met dit materiaal veel beter zou moeten kunnen’, schetst Jos de situatie. ‘Toen hebben ze hem maar eens gebeld. “Doe het dan maar”, werd er gezegd.’ Een aanbod dat Jan niet kon weigeren. Het probleem dat dit in de praktijk opleverde, Jan stond immers nog gewoon onder contract bij Nuenen en had daar zijn verplichtingen, werd met kunst- en vliegwerk omzeild. Jos legt uit hoe: ‘Nuenen ging voor, dat was de voorwaarde die gesteld werd. Daarom zijn we in plaats van op dinsdag en donderdag op maandag en woensdag gaan trainen. En voor de jongens die op één van die dagen niet konden, gaf ik op donderdag een extra training.’ Nuenen nog steeds prioriteit nummer één, Arnemuiden uit de brand geholpen: iedereen tevreden, zou je zeggen. Toch viel de helpende hand die Jan zijn oude club toestak in Nuenen niet helemaal goed. Jan was toch van Nuenen? ‘Ach’, verzucht Waterschoot. ‘In de bestuurskamer werd wat geroepen, dat Jan door ons betaald werd en of hij dat wel kon combineren. Maar ik was verantwoordelijk voor de selectie en ik wist wel hoe Jan in elkaar steekt. Voor mij is dat nooit een punt geweest, voor de selectie überhaupt niet. En voor Jan zelf al helemaal niet. Maandag, woensdag en zaterdag was hij bij Arnemuiden, dinsdag, donderdag, vrijdag en zondag bij ons. “Gaat perfect, toch?” zei hij dan. En hij had nog gelijk ook. Die combinatie heeft nooit problemen gegeven, nooit. Hij is zo gedreven.’ Ook in Arnemuiden merkten ze weinig van het opmerkelijke dubbelleven van Jan. ‘We hadden het er wel eens over, hoe het bij Nuenen ging’, zegt Jos. ‘Maar dat was het dan ook. Ik heb nooit gemerkt dat hij met zijn hoofd bij Nuenen zat, of zo.’ Het beste bewijs daarvan volgde in het voorjaar van 2006, toen hij bij beide clubs zijn contract voor een jaar verlengde. ‘Al was er in Arnemuiden volgens mij geen sprake van verlengen’, lacht Waterschoot. ‘Ik geloof dat hij daar toen pas zijn eerste contact tekende, daarvoor was het louter liefdadigheidswerk. Een onkostenvergoeding misschien, meer niet.’ Jos vult aan: ‘Ik betwijfel zelfs of ‘ie de benzine er van kon betalen. Dat hij de club kon helpen, dat was voor Jan het belangrijkste.’

Erremuu

Die contractverlenging in Nuenen was niet voor niets. In het eerste seizoen van Jan bij de Brabanders werd Nuenen namelijk direct kampioen van de tweede klasse, met promotie naar de eerste klasse tot gevolg. Met Arnemuiden legde hij juist de omgekeerde weg af, degradatie was niet meer af te wenden. ‘Ondanks een goede inhaalslag. Maar eigenlijk was de situatie niet meer te redden’, blikt Jos Poortvliet terug. In het tweede seizoen werd dat echter goedgemaakt: Arnemuiden eindigde als tweede – de ploeg was in de nacompetitie zelfs nog dicht bij promotie, maar wist dat uiteindelijk net niet te bewerkstelligen. Ook Nuenen ging het dat tweede seizoen goed af: een niveautje hoger werd het knap vierde. ‘De grote kracht van Jan was dat hij de spelers kon laten geloven dat ze van iedereen konden winnen’, vindt Jos. ‘Hij gaf spelers zoveel vertrouwen dat ze echt boven zichzelf uitstegen. Voor Jan deden ze een stapje extra.’ Woorden die Hans Waterschoot onderschrijft. ‘Fantastisch om te zien hoe hij met spelers omging. Jan is geen bullebak, dat zagen de spelers en daarom accepteerden ze ook alles van hem. Dan vertelde Jan een jeugdspeler dat die op zondag in de basis zou starten, ging die jongen op zaterdag extra trainen met assistent-trainer Pierre van den Eeden, maar had Jan op zondag toch weer wat anders bedacht. “Ah pikkie”, zei hij dan. “Komt wel goed.” Van andere trainers zou dat niet  geaccepteerd worden, maar van Jan pikten ze alles.’ Ergens ook wel logisch, meent Jos. ‘Die amateurs keken toch op tegen iemand met zo’n carrière als Jan.’ Zelf moest Jan daar niets van hebben. Jos: ‘Nee, zeker niet. “Gewoon normaal doen”, zei hij. “We komen allemaal uit Erremuu [Zeeuws dialect voor Arnemuiden, RV].”’

Motiveren en inspireren, daar ligt dus de kracht van Jan. Maar ook het veldwerk is wel aan hem besteed. Hans Waterschoot: ‘Die trainingen liepen altijd fantastisch, of er nu 16 of 32 spelers waren. Hij zette een oefening uit en het liep direct.’ Jos Poortvliet doet er nog een schepje bovenop. ‘Soms had ik wel eens de indruk dat hij niet eens iets voorbereid had. Maar ieder pionnetje stond precies goed. Ik heb veel trainingen van hem overgenomen, maar in de praktijk was het altijd effe zoeken. Maar bij Jan liep het meteen. Heel bijzonder.’ Nee, een betere trainer hebben de twee niet meegemaakt. ‘Maar van het organisatorische aspect, daar had ‘ie geen kaas van gegeten. Was ‘ie als speler en later als trainer bij profclubs natuurlijk niet gewend, daar werden dat soort dingen voor je geregeld. Dat deed ik dan’, vertelt Jos. En het slechte nieuws brengen, dat spelers op de reservebank moesten beginnen, dat was ook een probleem. Waterschoot: ‘Jan stelt niet graag mensen teleur. Maar dat soort dingen, dat zijn kleinigheidjes. Nee, ik heb geen betere trainer dan Jan meegemaakt.’ Ook geen grotere liefhebber, trouwens. ‘Het niveau maakte hem niet uit, als hij maar kon trainen met die gasten’, vervolgt Waterschoot. ‘Het liefst vijf keer per week. Als de poort van het sportpark open ging, kwam Jan binnen – hij deed ook niets anders. En als de D4, jochies van een jaar of twaalf, dan zonder trainer stond en een ouder vroeg of Jan het niet wilde doen, dan deed hij dat ook. Jan deed niets liever dan trainen, trainen en trainen. Of het nu het eerste was, de A1 of de D4, het maakte hem niets uit. In de winterstop lag het hier stil, had hij vrij. Dan ging ‘ie naar Japan, ging hij daar training geven.’ Jos herkent het. ‘In zijn tweede seizoen is Jan in Arnemuiden ook nog de B1 gaan trainen. Hij moest toch deze kant op voor het eerste, dan kon hij dat er best bij doen, vond ‘ie. Jan is een voetbaldier, trainen vindt hij prachtig en met wie of op welk niveau, dat maakt hem echt niets uit.’ De clubs waren er maar wat blij mee. ‘Een genot om mee te werken’, knikt Waterschoot. ‘Het ging bij Jan ook nooit over geld of andere randzaken. Andere trainers wilden nog wel eens klagen over de ballen of de soep als die een halfuur te laat kwam. Jan niet, het spelletje is het enige wat hem interesseert.’

Corry en de Rekels

Het spelletje, dus. En de donderdagavonden. ‘Da’s ook Jan’, zegt Hans Waterschoot met een grote grijns op zijn gezicht. ‘Ik kan me niet herinneren dat hij ooit een keer te laat is geweest voor een training of een wedstrijd, hij was er altijd als eerste. Maar hij kon daarna ook weer niet naar huis. “Kom pikkie, we gaan nog effe naar de kroeg.”’ Met name op donderdagavonden, die waren berucht. ‘Jan was in die tijd vrijgezel en ook Pierre van den Eeden, zijn assistent, woonde toen alleen – diens vriendin zat in Portugal. Dan bleven we donderdagavond met z’n drieën in de kantine hangen, tot een uurtje of één en gingen we daarna naar het huis van Pierre. Die had twee jukeboxen staan met allemaal van die oude, Nederlandstalige liedjes. Corry en de Rekels en zo. Ik ben vrij onbekend met die muziek, maar Jan en Pierre, die kenden alles. Misschien door het leeftijdsverschil ook, zij zijn vijftigers, ik een veertiger. Maar zij zongen werkelijk alles mee. Pierre speelde dan ook mee, hij had zo’n grote bas staan. En Jan op de gitaar. Zaten we daar tot een uurtje of vier, vijf in de ochtend. Prachtig. Dan werd er wat gedronken, kon Jan natuurlijk niet meer met de auto naar huis dus bleef hij bij Pierre slapen. Belden zijn dochters, in de twintig inmiddels, ’s ochtends weer op, waar hij was. We hebben op die avonden zoveel plezier gehad, echt een schitterende tijd. Daar verlang ik nog regelmatig naar terug. Met Jan was het altijd feest. Dan pakte hij weer de microfoon, zong hij De klok van Arnemuiden. Voor zijn imago niet altijd even goed, dat weet ik ook wel. En dat weet Jan ook, maar zo is hij. Jan zal ook niet snel veranderen. Zich een beetje aanpassen, dat wel, maar veranderen niet. Als je over Jan gaat praten, zal je ook overal dezelfde verhalen krijgen: kwaliteit op het veld, maar ook daarbuiten.’

Toen in het voorjaar van 2007 Helmond Sport Jan de gelegenheid bood terug te keren in het profvoetbal, ging Jan daarop in en kwam er een einde aan het wekelijkse kilometer vreten. Geen eindeloze autoritten van Eindhoven naar Arnemuiden meer, de wat kortere tochten van Eindhoven naar Nuenen evenmin. Ook geen donderdagavonden meer. Jammer maar logisch, oordelen Jos Poortvliet en Hans Waterschoot eensgezind. ‘Iedereen gunde hem dat ook’, benadrukt die laatste. Tegenwoordig komt Jan nog wel eens kijken, zegt Jos. ‘Of bij een neefje dat in Goes voetbalt. En dan gaat het uiteraard weer over voetbal.’ Ook Waterschoot is Jan is nog niet vergeten. Net zoals de rest van Nuenen. ‘Het gaat bij de club nog regelmatig over die tijd. Spelers die hem toen meegemaakt hebben, zien hem ook maar wat graag terugkeren. Eén keer waren we dichtbij, toen het onzeker was of Eindhoven zijn contract wilde verlengen. Toen hebben we ook alles uit de kast gehaald om te kijken of we hem terug konden halen, maar Eindhoven ging plots goed draaien en Jan bleef.’ Maar de hoop opgegeven, dat heeft Waterschoot nog niet. ‘Ik heb altijd gezegd, Jan komt nog eens terug. En ik denk dat ik voor de hele club spreek als ik zeg: liever vandaag nog dan morgen’, zei De Schoot in het voorjaar van 2012.

Reactie Jan Poortvliet over Hans Waterschoot: ‘Dat was m’n maatje bij Nuenen. De man die me daar naar toe gehaald heeft en daar heb ik een geweldige tijd gehad. Een mooie manier van met elkaar omgaan, veel lol maken, soms ook wel wat gekke dingen gedaan. De donderdagavond was echt iets waar ik naar uit keek. Na de training de kantine in, het zingen, dan gingen we daarna nog effe naar wat gelegenheden toe. Ja, echt een geweldige tijd. Te kort, eigenlijk.’

Be Sociable, Share!