Sieraad
Door Hans van Breukelen, verzorgt met HvB-management presentaties, trainingen en workshops. Is 73-voudig international en werd in 1988 Europees kampioen met Oranje en PSV.
‘Een mooiere vorm van waardering kun je niet krijgen. Dat dacht ik toen de berichten naar buiten kwamen, dat er bij Manchester United pogingen gedaan worden om Edwin van der Sar op andere gedachten te brengen. Maar ik kan zijn besluit om te stoppen heel goed begrijpen. Een moment dat hij zelf heeft bepaald en met redenen. Het mentale gedeelte is op topniveau zeker zo belangrijk als het kwalitatieve. Het er telkens weer moeten staan kost bergen energie. Dat doe je zeker niet alleen op talent. Nu is Van der Sar de man, de onbetwiste nummer één. Een uitgelezen moment om het op 40-jarige leeftijd voor gezien te houden.
Stel dat Van der Sar nog een jaartje doorgaat en hij maakt een paar foutjes. Dan komen die meninkjes weer van ‘zie je wel?’. Door deze stap blijft het beeld hangen van die fantastische doelman, de beste die Nederland ooit gehad heeft. En wereldwijd is hij voor mij ook één van de besten. Een sieraad voor het keepersgilde, een sieraad voor de voetbalsport. Het toonbeeld van informeel leiderschap. Waarom denk je dat ze hem in Engeland op andere gedachten proberen te brengen? Echt niet alleen vanwege zijn kwaliteiten tussen de palen. Edwin is een perfecte prof en een geweldig mens. Ik ken hem persoonlijk, maar heb nooit overdreven veel contact met hem gehad. Ik kan me herinneren dat ik in 2004 in de aanloop naar het EK eens een paar uur met hem heb zitten bomen over ons vak. Van der Sar stond toen onder contract bij Fulham. Nu nog slaat Alex Ferguson zich geheid voor de kop dat hij Van der Sar destijds niet ophaalde bij Juventus en voor Barthez koos.
Ook in dit verhaal schuilt de klasse van Van der Sar. Bij Juventus had hij het moeilijk, was met veel Italiaanse bombarie van het ‘grote’ Ajax gehaald, maar het klikte daar niet. Toch bleef hij nadien fier overeind. Vond de kracht om te blijven geloven in zichzelf zonder afbreuk te doen aan zijn eigen identiteit. Uit eigen ondervinding weet ik dat je dergelijke periodes nodig hebt om er daarna sterker uit te komen.
IJskonijn werd hij genoemd, kleurloos en zelfs de ‘strafschoppenschlemiel’. Allemaal stickertjesplakkerij, waarin we in Nederland trouwens toch zo bedreven zijn. Nog steeds kan ik me daarover opwinden, net als over het moraalriddergehalte in dit land. Maar goed, Van der Sar. Ik genoot van zijn actie tegen de Argentijn Ortega op het WK in ’98, want daardoor stonden we wèl in de halve finale, hoor. We praten immers over topsport! Maar bovenal genoot en geniet ik van zijn compleetheid, van zijn constantheid. We zullen hem gaan missen. Ik hoop dat de KNVB Edwin van der Sar straks een gigantische afscheidswedstrijd aanbiedt. Het huidige Nederlands Elftal tegen een team van spelers waarmee hij heeft samengespeeld. Daar is vast een aardig ploegje van te maken. Tenminste dat heeft hij dubbel en dwars verdiend.’